top of page
483f6500-5550-44f9-ab14-07fbc6e9101a.JPG

Het Langbroekerweteringgebied kenmerkt zich door een uniek coulissenlandschap

Het landschap: uniek en gevarieerd

Unieke ligging

Het Langbroekerweteringgebied is uniek door de ligging tussen heuvelrug en rivieren, de cultuurhistorische ontwikkelingen en ontstaansgeschiedenis. Zowel in landschappelijk, ecologisch als cultuurhistorisch opzicht heeft het gebied op relatief kleine schaal een grote variëteit te bieden. Mede door de combinatie van particuliere landgoederen en landbouw is het Langbroekerweteringgebied grotendeels nog onaangetast. Landbouw, natuur en recreatie zijn in het gebied nu belangrijke, vaak sterk verweven functies.

 

Overgangsgebied: grote afwisseling en ecologische rijkdom

Het gebied vormt een landschappelijk en (hydro-)ecologisch rijk overgangsgebied tussen de droge zandgronden van de Utrechtse Heuvelrug en de oeverwallen en de natte komkleigronden langs de Kromme Rijn. Kenmerkend voor het gebied is de grote afwisseling van bosgebieden, houtsingels, weilanden, akkers en waterlopen in combinatie met een grote dichtheid aan landgoederen. 

 

In het gebied vind je dan ook zuwes (lijnvormige, aarden waterkering die aangelegd werd tussen verschillende ontginningseenheden), rivierdijken, rivierafzettingen, bouwlanden (engen), fruitboomgaarden, oeverwallen, stroomruggen, waterkeringen, bruggen, sluizen en andere weg- en waterbouwkundige werken.

 

Drie landschapstypen 

In het langbroekerweteringgebied zijn drie landschapstypen te onderscheiden: 

  • kampenlandschap / overgangslandschap 

  • coulissenlandschap 

  • rivierlandschap / kromme rijnlandschap

 

Kampenlandschap/overgangslandschap 

De oudste wegen vinden we in de overgangszone, van de hoge droge Heuvelrug naar het vochtige “Lange Broek”. Al sinds de Vroege Middeleeuwen loopt op de zuidflank van de Heuvelrug de Heerweg tussen Utrecht en Rhenen. Deze bestond uit een beneden- en een bovenweg. De Postweg tussen Doorn en Leersum is een restant van de benedenweg. Op de overgang tussen de Utrechtse Heuvelrug en Langbroek lagen aan de noordrand vroegmiddeleeuwse bouwlanden, zogeheten engen, met aansluitend hooi- en weidegronden, de meenten. Een typische engweg is bijv. de Buurtweg tussen Doorn en Leersum. Het zandgebied is blokvormig ontgonnen. 

 

Coulissenlandschap 

De infrastructuur van het coulissenlandschap is ontstaan tijdens de ontginningen van het natte broekgebied. Vanaf de hoofdontginning, vaak een wetering, werden in blokken kavels ontgonnen, de zogenaamde hoeven. Ter voorbereiding van de verkaveling werden zijkaden of zuwes opgeworpen als waterscheiding tussen de ontginningsblokken. Als achtergrens en voor de afvoer van kwelwater van de Heuvelrug werd een smalle achterkade gegraven. 

 

Aan de weteringzijde van de hoofdontginning werden boerderijen gesticht. Een aantal van de oorspronkelijke eigenaren van de kavelboerderijen heeft kans gezien welvarend te worden; Welvarend genoeg om bij de boerderij vanwege statusoverwegingen een stenen woontoren te laten bouwen. Het zijn de zogenaamde donjons die de kern vormen van de vele kastelen die het gebied nu kenmerken. Het grote aantal monumentale landgoedlanen, die vanuit het coulissenlandschap soms doorlopen tot ver in het kampenlandschap, zijn zeer kenmerkend voor het gebied. 

 

Rivierenlandschap / Kromme Rijnlandschap 

In het rivierenlandschap van de Kromme Rijn volgen de wegen de loop van de rivier. Deze wegen zijn ook zeer oud, en dateren zeker al uit de achtste eeuw. 

 

Bron: ‘Richtlijnen lanen Langbroekerwetering en historische infrastructruur’, Landschapsbeheer Utrecht, maart 2007

bottom of page