top of page
Knotwilgen Langbroekerdijk A.jpg

Historie van het Weteringgebied in een notendop

Ontginning van wildernis

Vóór 1122 was het huidige Langbroekerweteringgebied een wildernis, dat alleen bestond uit water en moerasbossen. Bij hoge waterstanden vormde het een onderdeel van de Rijn. Bij hoge waterstand in de Kromme Rijn kon niet afgewaterd worden op deze rivier. Dat werd dan gedaan op het langgerekte moerasgebied (broek) dat Langbroek (= lang moeras) werd genoemd. Langbroek vervulde ook een rol als verzamelbekken van water als de Rijn buiten zijn oevers trad en van regenwater van de Heuvelrug. 

In 1122 maakte afdamming van de Kromme Rijn, door de aanleg van een dam bij Wijk bij Duurstede, het mogelijk om de laaggelegen gebieden (‘broeklanden’) tussen de rivier en de Heuvelrug te ontginnen en zo de moerasbossen om te zetten in landbouwgrond.

 

Verkaveling en coulissenlandschap

Bisschop Godebald van Utrecht meende op basis van zijn landsheerlijke rechten aanspraak te kunnen maken op de wildernis. Door middel van ‘cope-contracten’gaf hij grond in deze gebieden uit om te ontginnen. Daartoe werd omstreeks 1126 het 15 kilometer lange Langbroekerwetering gegraven met loodrecht hierop om de 110 meter een zijsloot voor de ontwatering. Door het graven van de Langbroekerwetering en ontwateringssloten ontstonden rechthoekige stukken land van 100 bij 1250 meter loodrecht op de wetering, precies genoeg voor 1 hoeve. Zo zijn de langgerekte kavels ontstaan, de zogenaamde ‘copes’, die het prachtige, afwisselend cultuurhistorische coulissenlandschap vormen met weiden, bossen en eeuwenoude boerderijen, waar we nu nog steeds van genieten.

 

Donjons: verdedigbare woontorens
Door het verdwijnen van het moeras was de oostgrens van het Utrechtse domkapittel - het Sticht - wel kwetsbaar geworden. Om het gebied te kunnen verdedigen kreeg een aantal officieren van hun leger ieder een stuk land ter grootte van 5 hectare. Op hun stuk land moesten de officieren, die tot ridder waren geslagen, een “donjon” bouwen: een verdedigbare woontoren met een gracht er omheen. In het begin van de 16e eeuw kwamen hier de ridderhofsteden uit voort. Met de aanleg van parken en parkbossen ontstonden de landgoederen die nu de omgeving nog sieren. 

 

16de eeuw: van woontorens tot Ridderhofstad en kastelen

In de loop van de tijd vestigden rijke Stichtse geslachten zich in de regio. Ze bouwden woonhuizen in de vorm van versterkte woontorens. In de 16e eeuw werden deze erkend als ‘Ridderhofstad’ en leverden de eigenaar zo voordelige rechten op. Van deze 13 statussymbolen die soms uitgroeiden tot echte kastelen, zijn er nu nog 7 te vinden in het gebied rondom Langbroek: SandenburgHindersteynWeerdesteynWalenburgLunenburgHardenbroek en Zuijlenburg.  

 

17de en 18de eeuw: buitenplaatsen

In de 17de eeuw vestigden welgestelde families zich in de Kromme-Rijnregio. In die tijd was de grond er voor betrekkelijk weinig geld te koop en zo bouwden deze families buitenplaatsen om in de zomer of een paar maanden per jaar te verblijven. Een prachtig voorbeeld is kasteel Broekhuizen en Leeuwenburg. Met kasteel Sterkenburg, dat al wordt vermeld in een geschrift uit 1261, start de eeuwenoude kastelenweg langs de Langbroekerwetering

 

Huidige tijd 

Vandaag de dag geven de vele landgoederen, buitenplaatsen en historische bouwwerken met hun rijke en verschillende vormen van architectuur, het gebied nog altijd een eigen statig, uniek karakter. Veel van de landgoederen en buitenplaatsen zijn nog steeds in handen van particulieren eigenaren, veel al van generatie op generatie die het met veel aandacht en gevoel van verantwoordelijkheid in stand houden. De meeste landgoederen zijn opengesteld voor het publiek.

bottom of page